Er is een tijd geweest waarin ik zelden brieven of kaarten besloot met de melding 'liefs' of 'lieve groet'. Dat deed ik alleen maar in uitzonderlijke gevallen, net zoals zoenen uitdelen bij een afscheid. Ik zou daar gek zijn. Ooit heb ik er zelfs een (feministisch) punt van gemaakt. Ik wilde niet meer gezoend worden door de heren in mijn familie, want zij zoenden elkaar ook niet. Waarom mij dan wel? Alsof ik gezoend worden als een vernedering ervoer in plaats van als een voorrecht. Op een cursus zelfverdediging leerde ik hoe je ongewenste zoenen kon voorkomen: gewoon je poot (arm) stijf houden tijdens het handen schudden, dan kon de andere partij jouw wang niet naderen.
Tegenwoordig ben ik scheutiger met het uiten van liefdeblijken. Ik weet nog goed wanneer dat zachtjes aan veranderde. Dat gebeurde toen ik begin jaren negentig de wetenschappelijke kringen verliet en in spiritueler sferen belandde. Daar kwam ik een andere soort vrouwen tegen. Ze waren feminiener, wat onder andere tot uiting kwam in zwierige en kleurrijke kleding. Ze hadden vaak lippenstift op, waarmee de aandacht, al voordat ze tot zoenen overgingen, vanzelf naar haar vrolijke, zachte lippen ging.
Op de universiteit zag je dat veel minder. Waren lippen daar om mee te articuleren, werktuigen van de geest in plaats van een verlengstuk van onze zintuigen? En om het plaatje te completeren droegen de vrouwen heur haar veelal langer. Sommigen hadden hierdoor iets meisjesachtigs, anderen waren speels en moederlijk ineen.
In het begin vond ik dat warme en fysieke maar eng, klef zelfs. Ze raakten elkaar en later ook mij vaak aan, zoenden zo maar drie keer bij aankomst en nog eens drie keer bij vertrek, en dan niet in de lucht maar werkelijk stevig en toch zacht op de wangen. Soms mondde een zoen uit in een knuffel. Ook bezigden ze eerder het woord 'lief', een woord dat ik me uit mijn universitaire periode niet kan herinneren. Dit alles waarnemen alleen al was voor mij een omschakeling. Kon ik deze warmhartige gebaren wel vertrouwen, waren de intenties van die vrouwen wel zuiver? Want alleen dan, ja dan alleen wilde ik ze ontvangen.
Maar waar men mee omgaat daar wordt men door besmet. Allengs merkte ik dat het fijn was om te ontvangen, dat het niet nodig was daar zo pietluttig in te zijn. Toen ik eenmaal genoot van het ontvangen, wilde ik ook meer gaan uitdelen, want zo kan dat werken. Je gunt een ander wat je zelf plezierig vindt. Dus ook ik ging meer aanraken, knuffelen en zoenen, liet liefde in allerlei gradaties vaker vloeien.
Maar tot op de dag van vandaag houd ik er rekening mee dat de ander tegenover mij kan zijn zoals ik zelf was, namelijk niet daarvan gediend. Dat wil ik respecteren, maar -eerlijk is eerlijk- ook wil ik die afwijzing die dan van die ander uitgaat niet graag tegenkomen. Dus tast ik bij elke ontmoeting in een nanoseconde af wat in ons geval de beste begroeting, het aangenaamste afscheid is. En dan kom je tot de ontdekking dat je de ene keer iemand wel zoent, en de andere keer niet, dat je nu eens 'hugt', en het dan weer bij een armzwaai houdt. 't Lijkt vermoeiend, maar dat is het alleen als je niet op je gevoel vertrouwt en erover gaat piekeren. Dan betreft het geheid ook geen nanoseconde meer. Dat piekeren vangt aan, als je van jezelf niet mis mag kleunen (omgaan met intuďtie in een notendop). En brieven en kaarten besluiten? Privé-mailtjes, want we gaan met onze tijd mee, beëindig ik tegenwoordig graag met 'liefs' of 'lieve groet', en reken maar van yes dat ik dat overeenkomstig mijn intenties doe. Er is immers liefde in overvloed.