Mensen zijn belangrijk voor mij, laat ik dat vooropstellen. Ik zou niet zonder hen kunnen, in mijn eentje verkommer ik, vast en zeker. Ik vind het fijn om ze te zien, te horen, aan te raken. Met hen te spreken of te dansen, van hen te leren of hen juist iets bij te brengen. Maar… ik vind het even zo belangrijk om regelmatig geen mensen om me heen te hebben.
Als ik net alleen ben, merk ik hoeveel drukte er om mij heen hangt: allerlei beelden, stemmen en gedachten, van anderen, van mezelf. Terwijl ik de drukte nog voel, de gedachten in mijn hoofd, enige spanning in mijn lichaam, ervaar ik tegelijkertijd de weldadige uitwerking van de stilte om me heen, die zacht en zoet is, kalmerend. Ik ben er en ik mag zijn zoals ik ben. Eindelijk ook komen er geen nieuwe indrukken van buitenaf meer bij, maar kan ik die van de afgelopen dagen verwerken. Iemand die op een bepaalde manier naar me keek maar waaraan ik toen, omdat er meteen iets anders gebeurde, geen aandacht kon besteden en nu wel. De intonatie van een stem waarop ik intuďtief reageerde maar die ik verstandelijk niet direct snapte en nu wel. En waarom klonk mijn eigen stem toen zo anders dan gewoonlijk? Signalen kortom die ik heb opgevangen maar door omstandigheden niet direct heb kunnen plaatsen, geven me door stilte en tijd inzichten en kan ik daardoor een plek geven.
Uiteindelijk brengt het alleen zijn mijn gedachten en lijf tot rust. Niet dat er geen gedachten of beelden meer zijn, maar nu komen ze spontaan en in een natuurlijk ritme. Ik voel impulsen opkomen die ik, juist omdat ik alleen ben, kan gaan volgen of opschrijven om er later iets mee te doen. Ik hoef geen rekening te houden met anderen, op hen te reageren of voor hen te zorgen. Impulsen die soms te maken hebben met mensen: tegen hem ga ik dat de volgende keer zeggen, of laat ik haar eens een kaart sturen. Andere ingevingen hebben met werk of hobby’s van doen: ik lees iets en het brengt me op de gedachte om dat ook eens te gaan proberen. Of er komen opeens ideeën voor een column voorbij drijven…
Alleen zijn brengt me makkelijker bij mijn gevoel. Ik lees een boek, luister naar muziek of kijk naar een film en kan ongestoord een deuntje huilen. In intiem gezelschap kan dat ook, maar mijn ervaring is dat de emotie dan heftiger moet zijn, terwijl het ook lekker is om dat zomaar, onverwacht en zonder ‘redelijke’ aanleiding, even te mogen doen. Want er zijn natuurlijk altijd zaken in het leven waarom gehuild kan worden. In mijn uppie hoef ik niemand iets uit te leggen en ik mag van mezelf de tranen net zo lang laten lopen als ik maar wil. Ik stoor er niemand mee čn ik word niet gestoord. Even zo goed geldt dat ik misschien – ik wil niemand voor het hoofd stoten - geluk het diepst kan ervaren als ik in mijn eentje ben. Want ook als ik me gelukkig voel kan ik daarvan afgeleid worden of het gevoel hebben rekening met de ander te moeten houden. Als ik alleen ben, kan ik zo gelukkig zijn als maar kan, heel intens. Verstild maar soms ook hardop lachend of voluit swingend.
Zonder gezelschap voel ik me niet gauw eenzaam, integendeel. Ik vind het juist intiem om alleen te zijn, blij en in harmonie met mezelf. Dit heeft ook met mijn spiritualiteit te maken. Misschien voel ik me niet alleen omdat ik dan zo bewust aanwezig ben, bewust van alle dimensies, daarmee verbonden. Ik laat me wiegen in de armen van het bestaan.
Toch is er een subtiele grens. Soms bereik ik die al na een paar uur, soms na een dag of wat: er komt een moment dat ik ga verlangen naar menselijk contact. Aan dat verlangen geef ik gehoor, al stel ik het wel eens te lang uit, wat een kleine valkuil is. Alleen is zo fijn, wat haal ik me allemaal op de hals door me weer in het gewoel van de mensheid te begeven. Maar als ik de stap naar buiten weer heb gezet, ben ik maar wat blij met alle lieve mensen om me heen.