Goed afscheid nemen, ik vind het een hele kunst. Er zijn zoveel zaken of personen waar je in de loop van je leven dag tegen moet zeggen. In wezen is het hele leven één afscheid. Ik kon het als kind al ervaren als ik bijvoorbeeld in ons dorp over de stenen reling heen spuugde, in het stromende water van de beek. Het deed me bijna zeer om te zien dat daar in dat koude water iets warms van mij wegstroomde dat nooit meer bij me zou zijn, dat nooit meer in mijn eigen vertrouwde mond zou zitten. Voer voor Freudianen.
Toen ik ouder was, kocht ik soms maar geen bloemen omdat ik, terwijl ze nog volop in de vaas bloeiden, al wist dat ze zouden verdorren en zo treurig anticipeerde op het afscheid dat onherroepelijk zou volgen. Tijdens mijn lagere schoolleeftijd een aantal vriendinnen die het dorp uit verhuisden en waarom ik bittere tranen heb gehuild. Op mijn twaalfde het eerste verdriet door de dood, van mijn oma die een eind verderop bij ons in de straat woonde en waar wij kleinkinderen heel vaak kwamen. Later dag zeggen tegen meer mensen, eveneens vanwege de dood, of doordat een vriendschap of relatie onvruchtbaar werd.
Ook mijn ontkerkelijking en ontkerstening was een voor anderen onzichtbaar en daarom eenzaam afscheid, van mijn identiteit en toekomstverwachting. Maar gelukkig, oefening baart kunst. Het gaat me makkelijker af, het leven heeft me geleerd er mee om te gaan. Dat heeft te maken, zo mijmer ik, met dat ik inmiddels de kunst versta verdrietig te zijn. Want afscheid en verdriet gaan hand in hand. Alweer vele jaren geleden holde ik altijd keihard weg voor verdriet, nu zoek ik het zo nodig op door geschikte muziek op te zetten, door erover te praten of te schrijven of door stil te gaan zitten en het gewoonweg te voelen. Ik weet uit ervaring dat verdriet niet onoverkomelijk is, al kan het in het begin zeker zo lijken.
Het komt zo nu en dan in grote golven aanzetten, en eerst wisselt de ene golf de andere direct af, maar uiteindelijk worden ze kleiner, lijkt het steeds vaker even eb te zijn. Ik ben waarschijnlijk vooral minder bang dat ik pijnlijke gebeurtenissen niet aankan, dat ik die bij wijze van spreken niet overleef. Ik heb nu soms het gevoel dat ik (bijna) alles zal overleven, wat een vermetele gedachte is, eigenlijk te griezelig om neer te typen, maar ook veelzeggend. Het zegt misschien dat ik voel dat de kern van mijn bestaan uiteindelijk niet buiten mijzelf ligt, maar in mijzelf, al zal ik, heel paradoxaal, niet zonder de ander, zonder mensen kunnen. Dus als een bos bloemen verdord is, zal ik ze op mijn composthoop moeten leggen - soms prik ik de mooiste bloemen er nog even rechtop in, om het afscheid uit te stellen. Maar al gauw ga ik weer op zoek naar een prachtig nieuw boeket.
En zo ontstaat er, als ik iets of iemand verlies, weer ruimte voor andere activiteiten of mensen. Dan kan het zelfs gebeuren dat ik op een gegeven moment ervaar dat het goed is geweest dat ik iemand met veel pijn en moeite heb losgelaten, goed voor mij, en hopelijk ook voor die ander. Gelukkig gaat, zoals altijd, de metafoor (van de bos bloemen) niet helemaal op. Hoewel ik geen garanties heb, hoop ik en heb ik het vermoeden dat er mensen en activiteiten zijn die nu een plek in mijn leven innemen en dat tot mijn dood zullen doen, al zal ik me nooit aan hen vastklampen. Maar om welke bezigheden of mensen het gaat, dat zal pas op het moment van mijn verscheiden duidelijk zijn. Als dat het leven niet tot op het laatste ogenblik boeiend houdt…