Er was een tijd waarin ik geen auto had maar er wel regelmatig over droomde. Ik kon de rem niet vinden, of het gaspedaal plakte opeens vast aan de autobodem. Een keer zat ik zelfs achterin met ontoereikende armen een poging tot sturen te wagen terwijl mijn vader op de chauffeursstoel zat… een onmogelijke toestand. Ik heb deze dromen altijd opgevat als metaforen voor mijn leven, hoe ik dat op zo'n moment bestuur. Niet weten hoe ik moet stoppen met iets, almaar energie proppen in een bepaalde situatie: remmen en gas geven zijn beelden die daar prima bij passen. En 'mijn vader achter het stuur' had te maken met iemand die wat trekken van mijn vader had en die ik teveel het heft over mijn leven in handen had gegeven.
Nu ik sinds enige tijd wel een auto heb, merk ik dat ook mijn echte manier van autorijden veel zegt over de wijze waarop ik leef. Als ik de weg voor mezelf heb bijvoorbeeld, dan rijd ik tevreden in mijn eigen tempo, de ene keer wat harder, de andere keer wat zachter, gewoon naar behoefte. Zodra er echter meer mensen op de weg zijn, pas ik mijn tempo aan hen aan. Tot op zekere hoogte is dit natuurlijk logisch en zelfs wenselijk, we moeten rekening houden met elkaar nietwaar, maar ik doe het meer dan prettig voor me is. Als er iemand achter me rijdt, en dan heb ik het niet over een bumperklever, dan voel ik me al opgejaagd. En als ik inhaal, ga ik opeens veel harder rijden, boven mijn eigen taks, zodat degenen achter me die nog sneller willen, zo min mogelijk last van me hebben.
Ditzelfde kan ik in mijn gewone leven hebben. Als ik alleen ben, ga ik genoeglijk mijn eigen gang, maar zodra ik met een ander samen ben, pas ik mijn eet-, slaap- en tv-kijkpatroon aan. Als ik merk dat dat niet goed voor me is, dan pas kom ik voor mijn eigen stijl en ritme op. Op een gegeven moment werd ik me er in de auto van bewust dat ik altijd de fantasie had dat er een strenge, oudere man achter me reed die vond dat ik anders moest rijden, hoe dan ook. Dat zou uit mijn jeugd kunnen stammen, waarin ik het gevoel had dat wat ik deed, niet goed was, of dat nou door God of mijn vader kwam. Bij wijze van remedie stel ik me daarom tegenwoordig voor dat er een jonge, onrustige vent wiens moeder ik zou kunnen zijn achter me zit en dat helpt enorm.
Sindsdien trek ik me veel minder aan van een achterligger. Dat hij (voor het gemak) haast heeft is zijn probleem, hij gaat er maar langs als hij wil. Als ik in een licht overmoedige stemming ben, ga ik zelfs expres iets langzamer rijden, bij wijze van opvoeding… Ook de manier waarop ik met stoplichten omga, is veelzeggend. Ik meende altijd dat ik een keurig en oplettend iemand was, maar de waarheid heeft me inmiddels ingehaald. Het is dat ik per se voorzichtig wil zijn, en daarom extra alert ben op stoplichten, want mijn natuurlijke neiging is om juist extra gas te geven om het nog net te halen, waardoor ik in het begin soms tegen mijn principes in door rood deed. Deze neiging herken ik dus ook op andere fronten: als de vaart er eenmaal in zit, ben ik niet makkelijk te stoppen, waardoor ik vaak haast creëer. Als ik toch gestopt ben, en het stoplicht eindelijk op groen springt, moet ik vervolgens concluderen dat ik competitiever ben ingesteld dan ik wil zijn.
Ik zou het liefst zodanig wegspurten dat ik iedereen ver achter me laat, maar dat krijgt mijn 15 jaar oude brikje niet voor elkaar. Die genoegdoening smaak ik alleen achter op de motor, zodat ik dan een triomfantelijke grijns onder mijn rode integraalhelm vaak niet kan onderdrukken. Ik weet het, ik doe het zelf, in een wedstrijdje belanden als we met een stel tegelijk optrekken, al is het geheel tegen mijn idealen in omdat zo snel mogelijk optrekken slecht is voor het milieu en oh zo kinderachtig. En helaas ken ik ook dit uit mijn dagelijks leven: ik wil graag winnen als er geargumenteerd wordt of als we een spelletje spelen. Maar er zitten natuurlijk ook positieve kanten aan de medaille: dat ik in tegenstelling tot de meeste mensen zo'n oud autootje heb, betekent dat ik als het eropaan komt mijn eigen weg ga en daardoor en passant leer in rap tempo te verliezen. En de grijns achter op de motor zegt me dat ik kan genieten als een kind. Maar de moraal van het hele verhaal is denkelijk dat ik me bewust ben van mijn rijdmanoeuvres zodat ik er indien nodig aan kan sleutelen. Nou maar hopen dat dat ook geldt voor mijn gedrag 'off the road'.