Het is misschien omdat ik iets nieuws ga beginnen, waarover een andere keer meer, dat ik zoveel ouds weggooi als in lange tijd niet is gebeurd. Ik ben trouwens de enige niet, want op het afvalscheidingstation hier ter plaatse is het een komen en gaan van mensen. Kennelijk maken meer lieden een frisse start, het zal het nieuwe jaar wel zijn. De container voor kringloopgoederen zit helemaal vol, zodat ik door moet fietsen naar het kringloopcentrum zelf. ‘Gooi maar bij het grof vuil’, zegt de afvalscheider. 'Nou, mooi niet!', antwoord ik, met nog een vleugje van mijn milieumilitarisme uit vroeger tijden.
Tijdens deze opruimwoedeaanval, want daar lijkt het op, kom ik van alles en nog wat tegen. Een oud wijnkistje waarop met viltstift staat geschreven: Voor de verandering: een witte maagd en een rode meid, gefeliciteerd met je doctoraal, gevolgd door de namen van de medebestuursleden van mijn toenmalige theologische dispuut. In eerdere opruimbuien kon ik het maar niet weggooien. Het was toen zo’n leuk afstudeerfeest, en dit is het enige dat me er nog aan herinnert. Maar omdat ik nog niet zo lang geleden een van deze bestuursleden tegenkwam en we elkaar niet veel meer te zeggen hadden, denk ik nu: het is goed geweest, in de kliko ermee.
Omdat ik ook in oude papieren duik om te kijken wat daarvan weg kan, stuit ik op adressenbestanden van vroeger, sommige zelfs nog gestencild. Ik kijk eens naar de namen, en bij eentje denk ik: het lijkt me leuk om die nog eens te spreken. Daarom typ ik haar naam in bij Blackle, de milieuvriendelijke versie van Google. Eerst haar gehuwde naam, als je dat zo noemt, maar dat levert slechts één onduidelijke hit op. Vervolgens haar eigen naam (ik heb het nooit over meisjesnamen, zo doceerde ik onlangs nog tegen mijn zoon, omdat men het bij mannen ook nooit over hun jongetjesnaam heeft: een restant uit mijn feministische periode ditmaal). En ja hoor, uit een genealogische site blijkt dat ze inmiddels hertrouwd is. Over internet en privacy gesproken… Haar huwelijk was destijds al brak, herinner ik me ineens. Bij deze familiaire kennisgeving blijft het, er komt geen adres uit de krochten van het net tevoorschijn, dus hernieuwd contact zit er voorlopig niet in, jammer.
Ik leg de verzamelde adressen op een stapel om ze door mijn jongste te laten verbranden, maar als ze er na een week nog liggen, stap ik zelf de tuin maar in, gewapend met een aansteker en een gietertje water. En daar gaan alle namen, alle mensen van vroeger, in rook op. Even vraag ik me af of ik niet ook alvast mijn dagboeken zal verbranden, niet alleen omdat ik herontdekt heb dat ik het zo leuk vind om vuurtje te stoken, maar ook omdat ik opeens ontzettend zin heb om me alvast helemaal te onthechten. Ik verlang even naar dat moment dat ooit zal komen, dat ik gewoon alles achter me zal kunnen laten. Hoe zal dat zijn? Ik kijk het alvast een beetje af bij mijn ouders die over niet al te lange tijd door ziekte hun huis voor altijd zullen moeten verlaten. Maar zover is het voor mij nog niet, er valt nog een hoop te doen op deze aarde. En ik kijk met volle aandacht naar het restant papier in de korf, dat eruit ziet als een prachtige, gloeiende krop sla. Ik por nog eens wat in de restanten van namen, en het lijkt of er allemaal gloeiwormpjes in de as bewegen. En dan is het leven er helemaal uit. Voor de zekerheid giet ik er nog een plons water over. Het sist niet eens meer.