Welkom Mail Route Links

Columns

Oktober 2008: Wonderen
September 2008: Verkeren
Juli-augustus 2008: Autoriteit
Juni 2008: Geduld
Mei 2008: Einstein
April 2008: Eén minuut
Maart 2008: Liefde
Februari 2008: Opruiming
Januari 2008: Lijntjes
December 2007: Na dato
November 2007: Gezichten
Oktober 2007: Het weerzien
September 2007: Voor wie?
Augustus 2007: In memoriam J.
Juli 2007: Trots
Juni 2007: Beslissen
Mei 2007: Jongen
April 2007: God en Brood
Maart 2007: Kleur
Februari 2007: Dirigenten
Januari 2007: Vrouw over auto
December 2006: Kiezen
November 2006: Stof
Oktober 2006: Zoeken
September 2006: Vroeger en internet
Augustus 2006: Campinglessen
Juli 2006: Levensbestemming
Juni 2006: Loslaten
Mei 2006: Eerlijk
April 2006: Leuk op straat
Maart 2006: Blikken
Februari 2006: Nieuwsgierig
Januari 2006: Spijt
December 2005: Liefs
November 2005: Ach en wee
Oktober 2005: Euforie
September 2005: De vraag waarom
Augustus 2005: Afscheid
Juli 2005: Verlichting
Juni 2005: Alleen
Mei 2005: Blussen
April 2005: Kwetsbaar
Maart 2005: Naar buiten




Voor wie? (september 2007)

'Wat zie je er hip uit' zegt een buurvrouw in de supermarkt tegen me. 'Ja, leuk hè?' is direct mijn antwoord. Want ik vind dat ze gelijk heeft: lichtblauwe minirok, psychedelische panty's eronder, met hooggehakte stoere groenleren laarsjes en een geel shirtje met glinsterend blauwe letters erboven. Een bont, maar ook 'arty' geheel zou mijn verloofde, ooit een paar jaar kunstacademie achter de kiezen, goedkeurend zeggen. Een moment daarvoor nog liep ik me ter hoogte van de groenteboer af te vragen waarom ik me zo uitgedost had. Het beweegt namelijk niet bijster lekker voort op hoge hakken, en voelde ik me nu werkelijk prettiger dan in mijn degelijke maar oh zo comfortabele kloffie dat ik gisteren droeg? Want ik kleed me zoals mijn pet staat: de ene keer keurig, dan weer doorsnee en nu dus helemaal hip.
 
De aanleiding om vandaag extra aandacht aan mijn uiterlijk te besteden, is me bekend. Ik heb drie weken lang in de natuur gebivakkeerd, met bijbehorende gemakkelijke maar beslist onflatteuze outfit. Nu ik weer in de bewoonde wereld ben, voel ik sterk de behoefte om uit de kast te halen wat erin zit, en er fleurig en grootsteeds uit te zien in plaats van schutkleuren te dragen. Weg met het grijze muisje, alle ruimte voor de esthetiek omtrent mezelf. Maar als ik dan zo overduidelijk mooi loop te wezen, er keken wis en waarachtig meer mensen naar me dan gewoonlijk, komt toch de vraag op voor wie ik dat eigenlijk doe. Voor mezelf of vooral voor anderen? Zou ik op een onbewoond eiland ook aandacht aan mijn uiterlijk besteden?
 
Het moment dat ik 's ochtends in de spiegel oordeel dat ik mooi ben zo, is natuurlijk fijn. Die goedkeuring draag ik de hele dag bij me, en dat geeft de dag een solide basis of zo je wilt: ik ontleen er zelfvertrouwen aan. Anderzijds ben ik daarna vooral met andere dingen bezig en merk ik nauwelijks wat ik aan heb. Wat zeg ik, mooie kleding stoort me dan vaak in wat ik wil doen. Fietsen met een wijde broek waardoor mijn ketting ontregeld wordt; snel even de trap op met puntschoenen waardoor ik struikel; of koken met ruime mouwen waardoor het vuur wel erg kan oplaaien als ik niet uitkijk. En dan heb ik het nog niet eens over pijn of ander lichamelijk ongemak dat door kleding veroorzaakt kan worden, zoals beknelde tenen in te smal schoeisel of opvliegers die maar niet overwaaien omdat de stof van de très charmante jurk niet ademt.
 
Maar heeft die matineuze goedkeuring van mij niet ook te maken met de ogen van onze medemens? Ik ben me er tenminste van bewust dat ik niet alleen naga wat vandaag praktisch is om aan te trekken, maar ook wie ik straks ontmoet en in welke kledij ik me dan het prettigst zal voelen. Zo kan het gebeuren dat ik me de ene keer op mijn gemak voel als ik me onopvallend kleed, en dan wil ik dus niet teveel afwijken van wat de ander aan heeft of van wat ik meestal draag, en op een ander moment vind ik het juist prettig om op te vallen, en dat kan net zo goed richting chique als juist shabby gaan. Het lijkt er dus op dat ik me vooral in reactie op anderen kleed. Toch komt het voor dat ik me voor precies hetzelfde gezelschap de ene keer heel anders in de kleren steek dan de andere keer. De oplettende lezer heeft vast gemerkt dat niet de ogen van de ander de doorslag geven, maar mijn eigen gemoedstoestand. Regelmatig is het namelijk zo dat de calvinist in mij zich niet kan voorstellen dat wat lapjes stof belangrijk kunnen zijn: ben ik niet met andere, veel hoogstaander kwesties bezig? Een of twee keer per jaar daarentegen voel ik me zo onzeker dat ik de spreekwoordelijke uren voor de goed gevulde klerenkast sta en zeg wat volgens de overlevering veel vrouwen zeggen en wat volgens mij te maken heeft met dat geen enkel kledingstuk deze inzinking kan verhelpen…
 
Dit alles zo overziend kan ik me dan ook niet voorstellen dat het me op een onbewoond eiland opeens nooit meer kan schelen hoe ik eruit zie. Misschien kom ik daar zelfs eerder tot de eenvoudige conclusie dat het fijn is om naar iets te kijken wat we mooi vinden, of het nu een ander betreft of onszelf. Oftewel: mijn eigen oog wil ook wat. Maar ik zal de ogen van de anderen absoluut missen.